Het ergste was dat Jehoram in de bergen van Juda offerhoogten aanlegde en zo de bevolking van Jeruzalem en Juda verleidde tot afgoderij. Hij kreeg toen een brief van de profeet Elia. De inhoud luidde: “Dit zegt de Heer, de God van uw voorvader David: U hebt niet het voorbeeld gevolgd van uw vader, koning Josafat, noch dat van uw grootvader, koning Asa. Integendeel, u volgde het voorbeeld van de koningen van Israël en bracht Juda en de inwoners van Jeruzalem tot afgoderij zoals Achab en zijn opvolgers het met Israël gedaan hebben. U hebt zelfs uw eigen broers vermoord, die toch beter waren dan u. Daarom zal de Heer niet alleen uw volk, maar ook uw zonen en uw vrouwen een zware slag toebrengen, en al uw bezittingen vernietigen. Zelf zult u een ziekte aan uw ingewanden krijgen, een langdurige ziekte, totdat na verloop van tijd uw ingewanden naar buiten zullen komen.”
Toen zette de Heer de Filistijnen en de Arabische stammen die vlakbij de Nubiërs wonen, tegen Jehoram op. Zij vielen Juda aan en drongen er binnen. Niet alleen sleepten zij de hele inboedel van het koninklijk paleis weg, ze namen ook al Jehorams vrouwen en zonen mee, behalve Achazja, de jongste. Hierna trof de Heer hem met een ingewandsziekte die niet te genezen viel. Na verloop van ongeveer twee jaar kwamen ten gevolge van deze ziekte zijn ingewanden naar buiten en stierf hij onder vreselijke pijnen. … Niemand treurde om zijn heengaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten