De rechten van een slaaf, of liever het gebrek daaraan


Hier volgen de overige regels die Mozes de Israëlieten moest voorhouden.

Als je een Hebreeuwse slaaf koopt, moet die slaaf zes jaar bij je in dienst blijven. Maar in het zevende jaar moet de slaaf vrijgelaten worden zonder dat hij iets hoeft te betalen. Is hij alleen gekomen, dan gaat hij ook alleen weer weg. Maar was hij getrouwd, dan mag zijn vrouw met hem meegaan. Heeft zijn meester hem een vrouw gegeven en heeft hij kinderen bij die vrouw gekregen, dan zijn de vrouw en haar kinderen van zijn meester en moet hij alleen vertrekken. Stel dat de slaaf zegt: Ik houd van mijn meester, van mijn vrouw en mijn kinderen. Ik wil niet vrijgelaten worden. In dat geval is zijn meester verplicht hem naar het heiligdom te brengen, hem tegen de deur of de deurpost te zetten en met een scherp voorwerp zijn oor te doorsteken. De man zal voor altijd als slaaf bij hem in dienst blijven.

Verkoopt iemand zijn dochter als slavin, dan kan ze niet vrijkomen zoals de mannelijke slaven. Als haar meester haar als vrouw wilde, maar zij beviel hem niet, dan moet hij haar laten terugkopen. Hij heeft niet het recht haar aan een buitenlander te verkopen. Hij is haar immers ontrouw geworden. Had hij haar bestemd voor zijn zoon, dan moet ze als een vrije vrouw behandeld worden. Neemt zo iemand naast de slavin nog een vrouw, dan mag hij de slavin niet minder voedsel en kleren geven; ook mag hij niet minder vaak gemeenschap met haar hebben. Komt hij deze drie verplichtingen tegenover haar niet na, dan mag ze weggaan zonder iets te betalen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten