Brand die stad plat


Het kan ook gebeuren dat je, woonachtig in een van de steden die de Heer, je God, je heeft gegeven, geruchten hoort. Schurken onder jullie zouden de inwoners van hun stad hebben opgestookt om goden te vereren met wie jullie geen enkele band hebben. Onderzoek de zaak grondig en doe overal navraag. Komt de waarheid aan het licht en staat het vast dat zoiets schandelijks is gebeurd, dan moet je de inwoners van die stad ter dood brengen. De hele stad moet aan de vernietiging worden prijsgegeven, zelfs het vee. Alle bezittingen moet je als buit bijeenbrengen op het plein. Steek dan de stad en alle bezittingen in brand, maak er één groot brandoffer van ter ere van de Heer, je God. Laat de stad in puin liggen, bouw haar nooit meer op. Eigen je van de goederen niets, maar dan ook niets, toe.

Dan zal de woede van de Heer bedaren. Mild als Hij is, zal Hij zich je lot aantrekken en de bevolking doen toenemen, zoals Hij je voorouders heeft gezworen.

Werp de eerste steen


Het kan ook gebeuren dat men je in het geheim tracht over te halen andere goden te vereren, goden met wie jij noch je voorouders ooit enige band hadden. Het kan je bloedeigen broer zijn, je zoon of je dochter of zelfs je eigen vrouw of je beste vriend. Hij of zij wil je een van de vele goden aanpraten die op aarde voorkomen, goden van naburige volken of uit verre landen. Ga er niet op in, luister niet naar zo iemand! Sterker nog, ken geen pardon, houd hem de hand niet boven het hoofd, stop de zaak niet in de doofpot.

Breng hem door steniging ter dood. Als getuige moet jij de eerste steen werpen, daarna volgen alle anderen. De schuldige moet sterven, omdat hij heeft geprobeerd je te vervreemden van de Heer, je God.

Laat vooral de vrouwen niet in leven


De Heer zei tegen Mozes: “Neem, voordat je zult sterven, nog wraak op de Midjanieten.” Mozes zei daarom tegen het volk: “Maak je klaar voor de oorlog. De Heer wil dat we wraak nemen op de Midjanieten. Iedere stam moet duizend man sturen.” …

Zij vielen de Midjanieten aan, zoals de Heer aan Mozes had bevolen, en doodden alle mannen. … De Israëlieten namen vrouwen en kinderen gevangen, en alle runderen en schapen maakten ze met de overige bezittingen buit. Alle steden en tentenkampen van de Midjanieten staken ze in brand. De hele buit, al het vee en alle gevangenen brachten ze naar Mozes, de priester Eleazar en het hele volk. …

Jaarlijks boodschappenlijstje voor de Heer


Kom ook op de vijftiende dag van de zevende maand bijeen om mij te vereren. Laat je werk rusten en vier zeven dagen feest ter ere van mij. Breng mij op de eerste dag van deze feestweek een brandoffer van dertien jonge stieren, twee rammen en veertien eenjarige mannetjes-lammeren, zonder enig gebrek. Het is een geurig offer dat ik met genoegen aanvaard. Bij elk dier ook nog de gebruikelijke meeloffers. Verder nog een geitenbok voor het zondeoffer. Dit alles naast de gebruikelijke dagelijkse offers. Offer mij verder elke dag van deze feestweek twee rammen en veertien eenjarige mannetjeslammeren, zonder enig gebrek. Ook verlang ik elke dag een aantal jonge stieren: de tweede dag twaalf, de derde dag elf, de vierde dag tien, de vijfde dag negen, de zesde dag acht en de zevende dag zeven. Bied mij daarnaast elke dag alle andere offers aan zoals op de eerste dag.

Kom tenslotte ook op de achtste dag bijeen om mij te vereren. Ook op die dag wordt er niet gewerkt. Bied mij een brandoffer aan, een geurig offer dat ik met genoegen aanvaard: één jonge stier, één ram en zeven schapen, zonder enig gebrek, samen met de overige offers zoals op de eerste dag.

Dit zijn dus de bepalingen voor de brandoffers, de meeloffers, de wijnoffers en de offers voor de heilige maaltijd op de feestdagen. Vrijwillige gaven en offers die bij een gelofte horen zijn hierbij niet aan de orde geweest.


Dagelijks boodschappenlijstje voor de Heer


De Heer zei tegen Mozes: “Geef de Israëlieten namens mij het volgende bevel: Breng mij offers op de vastgestelde tijden. Meel- en brandoffers die mij met zorg worden gebracht, aanvaard ik met genoegen. De volgende offers moeten jullie mij dagelijks brengen: twee eenjarige mannetjeslammeren, zonder enig gebrek, het ene 's morgens en het andere 's avonds. Bij elk lam zevenentwintighonderd gram van het fijnste meel, aangemengd met twee liter van de zuiverste olijfolie. Dat is het dagelijks brandoffer, zoals het mij voor het eerst op de berg Sinai werd gebracht. Het is een geurig offer dat ik met genoegen aanvaard. Bovendien twee liter wijn om het altaar te besprenkelen, zowel 's morgens als 's avonds. Op de sabbat verlang ik, naast het dagelijkse offer, nog twee eenjarige mannetjeslammeren zonder enig gebrek, met vierenvijftighonderd gram van het fijnste meel, aangemengd met olijfolie, en het wijnoffer.

Op de eerste dag van de maand moeten jullie mij als brandoffer aanbieden: twee jonge stieren, een ram en zeven eenjarige mannetjeslammeren, zonder enig gebrek. Daarbij meeloffers: bij elke stier eenentachtighonderd gram van het fijnste meel, aangemengd met olijfolie: bij de ram vierenvijftighonderd gram van het fijnste meel, aangemengd olijfolie, en bij elk lam zevenentwintighonderd gram. Dat is dus het brandoffer, een geurig offer dat ik met genoegen aanvaard. Dan nog de wijnoffers: bij elke stier vier liter wijn, bij de ram twee en een halve liter en bij elk lam twee liter. Breng deze offers iedere eerste dag van de maand. Verder moet er dagelijks, naast het brandoffer en het wijnoffer, een geitenbok worden geofferd als offer voor de zonde.”

Spies geliefden aan een lans, en ontvang vriendschap van God


Toen de Israëlieten in Sittim waren gelegerd, gingen ze achter de vrouwen van Moab aan. Dezen verleidden hen deel te nemen aan offerfeesten voor hun goden. De Israëlieten aten van de offers en vereerden de vreemde goden. Toen zij zich zo met de god Baäl-Peor inlieten, werd de Heer woedend. Hij zei tegen Mozes: “Laat de leiders van het volk in het openbaar terechtstellen. Dan zal mijn woede bedaren.” Toen zei Mozes tegen de rechters van Israël: “Dood iedereen die zich met Baäl-Peor heeft ingelaten.”

Terwijl Mozes en de Israëlieten treurden bij de ingang van de ontmoetingstent, kwam er een Israëliet aan, die een vrouw uit Midjan meenam naar zijn tent. Pinechas, de zoon van Eleazar en kleinzoon van de priester Aäron, zag dat. Hij haalde een lans, ging de tent van de man binnen en doorstak de man en de vrouw, in het onderlichaam. De plaag, die al vierentwintigduizend slachtoffers had geëist, hield onmiddellijk op.

De Heer zei tegen Mozes: “Pinechas heeft mijn woede tot bedaren gebracht. Omdat hij met zo'n grote ijver voor mij is opgekomen, heb ik in mijn jaloezie niet alle Israëlieten gedood. Deel hem mee dat ik daarom een vriendschapsverbond met hem sluit; hij en zijn nakomelingen zullen voor altijd priester zijn, want hij heeft zich met grote ijver voor mij ingezet en daardoor de Israëlieten weer met mij verzoend.”

De aarde splijt open en slokt de zondaars levend op


Toen zei Mozes tegen het volk: "Nu zullen jullie zien, dat ik deze taak niet zelf gezocht heb, maar dat de Heer hem mij heeft opgelegd. Als deze mannen het lot ondergaan dat alle mensen moeten ondergaan, en een natuurlijke dood sterven, dan heeft de Heer mij niet gestuurd. Maar als de Heer iets ongehoords doet, dan weten jullie dat deze mensen de Heer geminacht hebben. In dat geval zal de aarde splijten en hen opslokken met al hun bezittingen, zodat ze levend naar het dodenrijk zullen gaan."

Nauwelijks was hij uitgesproken, of de aarde spleet open onder hun voeten en slokte hen op, met hun families, en ook alle aanhangers van Korach met hun bezittingen. Levend stortten zij in het dodenrijk. De aarde sloot zich weer boven hen en zij waren verdwenen. Toen de andere Israëlieten hen hoorden schreeuwen, vluchtten zij en riepen: "Lopen, anders slokt de aarde ons ook nog op."

Stenig houtsprokkelaars op zondag



Toen de Israëlieten nog in de woestijn waren, betrapten zij eens een man die op de sabbat hout aan het sprokkelen was. Zij brachten hem naar Mozes en Aäron en lieten hem voor het hele volk verschijnen. Hij werd opgesloten, omdat nog niet was bepaald wat er met zo iemand moest gebeuren. Toen zei de Heer tegen Mozes: “Breng deze man ter dood. De hele gemeenschap moet hem stenigen buiten het kamp.”

Kwartels snacken


Plotseling liet de Heer vanuit zee een wind opsteken. Daardoor werden kwartels opgejaagd. Ze streken bij het kamp neer en vormden een metersdikke laag, tot ver in de omtrek, over een afstand van wel twintig kilometer. Het volk was de hele dag en de hele nacht en ook nog de volgende dag bezig de kwartels op te rapen; niemand kreeg minder dan drieduizend kilo. Zij spreidden ze uit op de grond rond het kamp om ze te drogen. Nauwelijks hadden ze het vlees door hun keel of de woede van de Heer barstte los: hij richtte een vreselijke slachting onder hen aan. Daarom heet die plaats Kibrot-Hattaäwa: Schrokkersgraf, want daar werden die gulzigaards begraven.

De Heer straft het klagende volk


Eens begon het volk tegen de Heer te klagen dat het er ellendig aan toe was. Toen de Heer dat hoorde, werd hij woedend. Op zijn bevel ontbrandde er een vuur waardoor een deel van het kamp in de as werd gelegd. Het volk riep Mozes te hulp. Hij bad tot de Heer en het vuur doofde. Om wat er gebeurd was noemde men die plaats Tabera: Brand.

Verdenk je je vrouw van ontrouw, laat haar dan modder drinken


Stel dat een man zijn vrouw van ontrouw verdenkt. Dan zijn er twee mogelijkheden. Ofwel ze heeft inderdaad met een ander geslapen, maar het is verborgen gebleven, er zijn geen getuigen, ze is niet betrapt. Ofwel ze is haar man helemaal niet ontrouw geweest. In beide gevallen moet hij met zijn vrouw naar de priester gaan. Als offer moet hij twee en een kwart kilo gerstemeel meenemen. Hij mag het niet met olie vermengen en er ook geen wierook aan toevoegen, want het is het offer van een achterdochtige echtgenoot. Het moet de waarheid aan het licht brengen.

De priester moet de vrouw voor het altaar laten komen, een aarden kruik met gewijd water nemen en er wat grond uit de ontmoetingstent aan toevoegen. Vervolgens moet hij het haar van de vrouw losmaken en haar het meeloffer in handen geven. Hijzelf houdt de kruik met het bittere water vast dat een vloek brengt over schuldigen. Dan zal de priester plechtig verklaren: Als u niet met een andere man hebt geslapen en uw echtgenoot niet ontrouw bent geweest, dan zult u geen schade ondervinden van dit bittere water. Is dat wel het geval, laat dan de Heer uw naam tot een vloek en een verwensing maken onder het volk. Hij zal uw baarmoeder laten verschrompelen en uw buik laten opzwellen door dit water. De vrouw moet antwoorden: Ik stem hiermee in.

Dan schrijft de priester deze vloek op en lost de inkt van het geschrevene in het bittere water op. Voordat hij de vrouw dat water laat drinken, moet hij het offer van de vrouw aannemen, het de Heer aanbieden en het op het altaar leggen. Dan neemt de priester een handvol meel als teken voor het hele offer en verbrandt het op het altaar. Tenslotte geeft hij de vrouw het water te drinken. Als de vrouw ontrouw is geweest, zwelt haar buik door het bittere water en verschrompelt haar baarmoeder. Haar naam zal tot een vloek worden onder het volk. Maar als de vrouw onschuldig is, dan ondervindt ze er geen schade van en kan ze gewoon kinderen krijgen.

Dit moet er dus volgens de wet gebeuren wanneer een achterdochtige man zijn vrouw van ontrouw verdenkt. Hij moet zijn vrouw naar het altaar brengen en de priester zal volgens deze voorschriften handelen. De man gaat in ieder geval vrijuit, maar de vrouw zal, als ze schuldig is, moeten boeten.

Luister en gehoorzaam, of God straft dubbel



Maar wanneer jullie niet naar mij willen luisteren en niet doen wat ik je heb opgedragen, wanneer je mijn wetten en voorschriften verwerpt, er een afkeer van hebt en zo het verbond tussen ons moedwillig verbreekt, dan zal ik mij persoonlijk tegen jullie keren. Ik zal een verschrikkelijk onheil over jullie brengen: ongeneeslijke ziekten en slopende koortsen, die je het licht in de ogen zullen doven en je de adem zullen afknijpen. Dan zul je je land voor niets inzaaien: wat er opkomt, zal als voedsel dienen voor je vijanden. Ikzelf zal tegen jullie optreden, en je zult vallen onder de slagen van je vijanden; zij die je haten, zullen over je Heersen. Zo groot zal jullie angst zijn, dat je al op de vlucht slaat terwijl niemand je achtervolgt.

Wanneer jullie ondanks dit alles niet naar mij willen luisteren, zal ik de straf voor jullie zonden dubbel zo zwaar maken. Ik zal jullie trotse kracht breken: de zon zal branden aan een staalblauwe hemel en de aarde zal verdrogen en hard worden als koper. …

Wanneer jullie je toch tegen mij blijven verzetten en weigeren om naar mij te luisteren, dan zal ik jullie in overeenstemming met je zonden nog eens dubbel zo hard treffen. Ik zal roofdieren op jullie loslaten …

Wanneer jullie je na dit alles nog niets van mij aantrekken en je tegen mij blijft verzetten, dan zal ik van mijn kant dezelfde houding aannemen tegenover jullie: als straf voor jullie zonden zal ik jullie nog eens dubbel zo hard treffen als de vorige keer. Omdat jullie het verbond tussen ons met voeten hebben getreden, zal ik voor straf jullie vijanden je land laten binnenvallen …

Wanneer jullie na dit alles nog niet naar mij willen luisteren en je tegen mij blijven verzetten, dan zal ik in mijn woede dezelfde houding aannemen tegenover jullie: ik van mijn kant zal de straf voor jullie zonden nog eens dubbel zo zwaar maken als de vorige keer. Zo groot zal de honger worden, dat jullie je eigen kinderen zullen opeten. …

Want ik, de Heer, ben jullie God. …

Eigen volk eerst (allochtonen zijn prima slaven)


Uit eerbied en ontzag voor de Heer, jullie God, mag je dus nooit iemand van je eigen volk slaafs behandelen. Hebben jullie slaven of slavinnen nodig, koop die dan in de omringende landen; of koop buitenlanders die als vreemdelingen bij jullie wonen, of anders hun kinderen die zij in je land hebben gekregen: iedereen die niet tot je eigen volk behoort, mag als slaaf je eigendom zijn. Jullie mogen zo iemand zelfs als onderdeel van de erfenis van vader op zoon laten overgaan: voor altijd zal hij slavenwerk voor je blijven verrichten.

Bond tegen het vloeken


Onder de Israëlieten bevond zich een man die een Israëlitische moeder en een Egyptische vader had. Hij ging op een keer het kamp binnen en raakte er slaags met een van de Israëlieten. Die moeder van de man heette Selomit; zij was een dochter van Dibri en behoorde tot de stam Dan. Tijdens de vechtpartij begon hij te vloeken en de heilige naam van God te lasteren. Toen bracht men hem bij Mozes, die hem gevangen liet zetten, in afwachting van een uitspraak van de Heer over wat er met hem gedaan moest worden.

En de Heer zei tegen Mozes: “Breng die man naar buiten, het kamp uit. Daar moeten allen die hem hebben horen vloeken, hun handen op zijn hoofd leggen, en heel de gemeenschap moet hem stenigen. En jij zult tegen de Israëlieten zeggen: Wanneer iemand mij, zijn God, vervloekt, dan moet hij de gevolgen daarvan dragen. Ieder die mijn naam, de Heer, lastert, moet onherroepelijk ter dood gebracht worden: heel de gemeenschap zal hem stenigen. Zowel een vreemdeling die bij jullie woont, als een geboren Israëliet moet ter dood gebracht worden, wanneer hij mijn heilige naam heeft gelasterd.”

God weigert gehandicapte priesters


Verder droeg de Heer aan Mozes op om Aäron de volgende aanwijzingen te geven:

“Wanneer iemand van jullie nakomelingen een lichaamsgebrek heeft, mag hij niet dienstdoen in het heiligdom: het is hem niet toegestaan aan mij, de Heer, de offergaven op te dragen. Dit geldt alle generaties door. Iemand met een lichaamsgebrek mag priesterambt niet uitoefenen.

Uitgesloten zijn dan ook: iemand die blind is of kreupel, iemand met een geschonden of een misvormde neus, iemand van wie een been of een arm is misvormd, iemand met een gebochelde of een dwergachtige gestalte, iemand die door een oog- of huidziekte is aangetast, of iemand die een gebrek heeft aan zijn geslachtsdelen. Iemand van de nakomelingen van de priester Aäron die een lichaamsgebrek heeft, mag aan mij, de Heer, de offergaven niet opdragen. Vanwege zijn gebrek is het hem niet toegestaan als priester voor mij dienst te doen. …”

Normen en waarden


Ik, de Heer, ben jullie God. Wees dus gehoorzaam aan mijn wetten en ga daarnaar te werk. Want aan mij, de Heer, heb je je heiligheid te danken. Voor jullie gelden de volgende bepalingen:

Wanneer iemand onder jullie een vloek uitspreekt over zijn vader of zijn moeder, dan moet hij onherroepelijk ter dood gebracht worden. Wie zoiets doet, heeft zijn dood aan zichzelf te wijten.

Wanneer iemand overspel pleegt met de vrouw van een ander, dan moeten beiden onherroepelijk ter dood gebracht worden, hijzelf en de betrokken vrouw.

Wanneer iemand gemeenschap heeft met een van zijn vaders vrouwen en daarmee zijn eigen vader schande aandoet, dan moeten beiden onherroepelijk ter dood gebracht worden; zij hebben hun dood aan zichzelf te wijten.

Wanneer iemand gemeenschap heeft met zijn schoondochter, dan moeten beiden onherroepelijk ter dood gebracht worden. Zij hebben iets schandelijks begaan; zij hebben hun dood aan zichzelf te wijten.

Wanneer iemand als man ligt bij een andere man zoals bij een vrouw, dan hebben beiden zichzelf ik hoge mate onrein gemaakt. Zij moeten onherroepelijk ter dood gebracht worden; zij hebben hun dood aan zichzelf te wijten.

Wanneer iemand tegelijk een huwelijk sluit met een dochter en haar moeder, dan heeft hij zich schuldig gemaakt aan bloedschande. Zowel hijzelf als de beide vrouwen moeten worden verbrand; iets dergelijks mag in jullie midden niet voorkomen.

Wanneer een man seksuele omgang heeft met een dier, dan moet hij onherroepelijk ter dood gebracht worden; ook het dier moet worden afgemaakt.

Wanneer een vrouw zich afgeeft met een dier, moet zowel de vrouw als het dier worden gedood. De man of de vrouw die zich aan zoiets schuldig maakt, moet onherroepelijk ter dood gebracht worden; beiden hebben hun dood aan zichzelf te wijten.

Ongesteld


Wanneer een vrouw ongesteld is, dan is zij zeven dagen onrein. Iedereen die haar aanraakt, is onrein tot de avond. Waar zij tijdens haar menstruatie ook maar op ligt of zit, het is onrein. Wanneer iemand haar bed aanraakt of iets waarop zij gezeten heeft, moet hij zijn kleren wassen en een bad nemen; tot de avond blijft hij onrein. Ook wanneer hij iets aanraakt dat op haar bed ligt of op een voorwerp waarop zij gezeten heeft, is hij tot de avond onrein. Wanneer haar man tijdens de menstruatie gemeenschap met haar heeft, dan brengt zij haar onreinheid op hem over: zeven dagen blijft hij onrein. Waar hij ook maar op ligt, het is onrein.

Druiper


De Heer droeg Mozes en Aäron op om de Israëlieten de volgende aanwijzingen te geven:

“Wanneer een man een ontsteking heeft aan zijn penis en er komt een slijmachtige afscheiding vrij, dan is hij hierdoor onrein. Of de afscheiding nu dun is en er gemakkelijk uitloopt, of dat hij dik is en er moeilijk uitkomt, het maakt de man onrein. Waar hij ook maar op ligt of zit, het is onrein.

Wanneer iemand het bed van zo'n man aanraakt, of gaat zitten op iets waarop hij gezeten heeft, dan moet hij zijn kleren wassen en een bad nemen; tot de avond blijft hij onrein. Wanneer iemand de man zelf aanraakt, moet hij zijn kleren wassen en een bad nemen; tot de avond blijft hij onrein. Spuwt de zieke man uit verachting op iemand die rein is, dan moet deze zijn kleren wassen en een bad nemen; tot de avond blijft hij onrein. Waar zo'n man tijdens het rijden ook maar op zit, het is onrein. Wanneer iemand iets aanraakt waarop hij gezeten heeft, is hij onrein tot de avond. En iemand anders die zoiets optilt, moet zijn kleren wassen en een bad nemen; tot de avond blijft hij onrein. Raakt de zieke man iemand anders aan met ongewassen handen, dan moet deze zijn kleren wassen en een bad nemen; tot de avond blijft hij onrein. Raakt zo'n man een voorwerp van aardewerk aan, dan moet dat stukgeslagen worden …”

Onrein door huidziekte


Wanneer iemand aan een huidziekte lijdt, moet hij in gescheurde kleren rondlopen, zijn haar los laten hangen, zijn snor en baard bedekt houden en roepen: Onrein, onrein! Zolang de ziekte duurt, blijft hij onrein; in afzondering moet hij leven, buiten het kampterrein.

God toont zijn luister



Twee zonen van Aäron, Nadab en Abihu, deden gloeiende kooltjes in hun vuurpan en legden daar wierook op. Zo gingen zij de tent van de Heer binnen. Maar de kooltjes vuur waren niet afkomstig van het altaar, en zij handelden dus in strijd met de opdracht van de Heer. Toen werden zij dodelijk getroffen door het hemelvuur van de Heer. Zo vonden zij de dood in het heiligdom.

En Mozes zei tegen Aäron: “Dit bedoelde de Heer toen hij zei: Ik laat mijn priesters zien dat ik de heilige God ben, ik toon mijn luister ten overstaan van het hele volk.” Maar Aäron was met stomheid geslagen.

Schuldig ben je snel


Wanneer iemand een luid uitgesproken vervloeking hoort en ergens getuige van is, maar niet zegt wat hij heeft gezien of wat hij te weten is gekomen, dan zondigt hij en is hij schuldig. Wanneer iemand onbewust iets heeft aangeraakt dat onrein is, zoals bijvoorbeeld het kadaver van een wild, tam of kruipend dier, dan is hij onrein en is hij schuldig. Wanneer iemand iets van een mens heeft aangeraakt dat onrein is, wat het ook mag zijn, dan is hij schuldig, of hij het zich nu bewust is of niet. Wanneer iemand ondoordacht een eed uitspreekt, het doet er niet toe in welk verband, dan is hij hoe dan ook schuldig, of hij het zich nu bewust is of niet.

In al deze gevallen heeft iemand schuld op zich geladen. Hij moet zijn zonde belijden en als boetedoening voor zijn zonde de Heer een schaap of een geit, een vrouwelijk dier, als offergave aanbieden. Dan zal de priester alles weer in het reine brengen en hem bevrijden van zijn zonde.

Een geurig brandoffer, dat de Heer met genoegen aanvaardt


De Heer riep Mozes en gaf hem vanuit de ontmoetingstent aanwijzingen voor het brengen van de offers. Hij droeg hem op de Israëlieten het volgende over te brengen:

“Wanneer iemand de Heer een dier wil aanbieden uit zijn veestapel, dan kan hij daarvoor een rund nemen ofwel een schaap of een geit. Wil hij een rund als brandoffer brengen, dan moet hij een mannelijk dier nemen zonder enig gebrek en dat bij de ingang van de ontmoetingstent aanbieden; dan zal de Heer het aanvaarden. Hij moet zijn hand op de kop van het offerdier leggen; dan zal de Heer het welwillend aannemen en hem zijn zonden vergeven. Daar, voor de tent van de Heer, zal hij het rund slachten, en de priesters uit de familie van Aäron zullen het bloed offeren en het aan alle kanten sprenkelen tegen het altaar bij de ingang van de ontmoetingstent. Hij zal het offerdier villen en het in stukken snijden. De priesters zullen het vuur op het altaar oprakelen en er brandhout op stapelen. Op dat hout zullen ze de stukken vlees, de kop en het vet leggen. Hij moet dan de ingewanden en de poten van het dier wassen, en een van de priesters zal alles op het altaar verbranden. Zo is het een geurig brandoffer, dat de Heer met genoegen aanvaardt.

Wil hij een schaap of een geit als brandoffer brengen, dan moet hij een mannelijk dier nemen zonder enig gebrek. Voor de tent van de Heer, aan de noordkant van het altaar, zal hij het slachten, en de priesters uit de familie van Aäron zullen het bloed aan alle kanten tegen het altaar sprenkelen. Hij zal het offerdier in stukken snijden en een van de priesters zal de stukken vlees, de kop en het vet op het brandende hout van het altaar leggen. Hij moet dan de ingewanden en de poten van het dier, wassen, en de priester zal alles als offer voor de Heer op het altaar verbranden. Zo is het een geurig brandoffer, dat de Heer met genoegen aanvaardt.

Wanneer iemand de Heer een vogel als brandoffer wil aanbieden, dan kan hij daarvoor een tortelduif of een gewone duif nemen. De priester moet de vogel naar het altaar brengen, hem de nek omdraaien en de kop op het altaar verbranden. Het bloed zal hij laten uitlekken langs de zijkant van het altaar. Hij zal de krop met wat erin zit verwijderen en die weggooien op de ashoop, aan de oostkant van het altaar. Hij zal de vogel inscheuren bij de vleugels zonder die eraf te trekken, en hem offeren op het brandende hout van het altaar. Zo is het een geurig brandoffer, dat de Heer met genoegen aanvaardt.”

Rust op zondag, of sterf


“De Heer heeft jullie het volgende opgedragen: Zes dagen heb je om te werken, maar de zevende dag is een bijzondere dag. Het is een dag van volstrekte rust die gewijd is aan de Heer. Wie op die dag werkt, zal ter dood gebracht worden. Op die dag mag niemand in zijn woning vuur aansteken.”

Mild als God is straft Hij door tot in de vierde generatie


De Heer daalde neer in een wolk, ging naast Mozes staan en maakte zijn naam bekend. Terwijl hij langs Mozes heen trok, riep hij: “Ik ben de Heer, een milde God, vol medelijden, vol liefde en geduld, een God op wie je vertrouwen kunt. Tot in de duizendste generatie bewijs ik mijn trouw, vergeef ik misdaad, onrecht en zonde. Maar de schuldige spreek ik niet vrij. Ik verhaal de misdaden van de voorouders op de kinderen en kleinkinderen tot in de derde en vierde generatie.”

Offer dagelijks bij de ingang van je tent


Offer elke dag op het altaar twee eenjarige lammeren. Het ene lam 's morgens, het andere tegen het vallen van de avond. Breng bij het eerste lam en ook bij het tweede lam nog een offer van zevenentwintighonderd gram van het fijnste meel, aangemaakt met twee liter van de beste olijfolie, en een wijnoffer van twee liter. Het is een brandoffer, een geurig offer dat ik met genoegen aanvaard. Alle komende generaties moeten mij iedere dag dat offer brengen, bij de ingang van de tent.

Offer de eerste oogst en eerstgeborenen


Offer mij zonder uitstel de eerste opbrengst van de graan- en de druivenoogst. Sta jullie oudste zonen aan mij af. Hetzelfde geldt voor de eerste worp van jullie koeien, schapen en geiten. De jongen mogen zeven dagen bij hun moeder blijven, maar op de achtste dag moeten jullie ze aan mij geven. Jullie leven moet aan mij toegewijd zijn. Eet geen vlees van dieren die op het land verscheurd zijn; geef dat maar aan de honden.

Zware overtredingen

exodus 22:17-26

Een vrouw die zich inlaat met toverpraktijken, mag niet in leven blijven. Op seksuele omgang met een dier staat de doodstraf. Wie aan afgoden offert, en niet alleen aan de Heer, moet gedood worden.

… ik ben een God vol medeleven.

Inbrekers doodslaan is oké bij nacht



Als iemand 's nachts een dief op inbraak betrapt en hem doodslaat, mag zo iemand geen doodslag ten laste gelegd worden. Als alles zich op klaarlichte dag afspeelt, is hij schuldig aan moord. Een dief moet volledig vergoeden wat hij gestolen heeft. Als hij niets bezit, moet hij als slaaf verkocht worden.

Oog om oog, tand om tand, miskraam geen probleem


Stel dat twee mannen aan het vechten zijn. Een van hen raakt daarbij een zwangere vrouw en zij krijgt een miskraam. Als zij verder geen verwondingen heeft opgelopen, moet hem zeker een boete worden opgelegd. De echtgenoot van de vrouw mag de hoogte van de boete bepalen, de rechters moeten erop toezien dat deze betaald wordt. Maar heeft de vrouw wel andere verwondingen opgelopen, dan geldt de regel: een leven voor een leven, een tand voor een tand, een hand voor een hand, een voet voor een voet, een brandwond voor een brandwond, een open wond voor een open wond, een buil voor een buil.

Sla die slaaf


Slaat iemand een van zijn slaven met een stok en bezwijkt die slaaf onder de stokslagen, dan moet de eigenaar gestraft worden. Maar blijft de slaaf nog een of twee dagen in leven, dan wordt de eigenaar niet gestraft. Hij is al genoeg gestraft door het verlies van zijn eigen bezit.

De rechten van een slaaf, of liever het gebrek daaraan


Hier volgen de overige regels die Mozes de Israëlieten moest voorhouden.

Als je een Hebreeuwse slaaf koopt, moet die slaaf zes jaar bij je in dienst blijven. Maar in het zevende jaar moet de slaaf vrijgelaten worden zonder dat hij iets hoeft te betalen. Is hij alleen gekomen, dan gaat hij ook alleen weer weg. Maar was hij getrouwd, dan mag zijn vrouw met hem meegaan. Heeft zijn meester hem een vrouw gegeven en heeft hij kinderen bij die vrouw gekregen, dan zijn de vrouw en haar kinderen van zijn meester en moet hij alleen vertrekken. Stel dat de slaaf zegt: Ik houd van mijn meester, van mijn vrouw en mijn kinderen. Ik wil niet vrijgelaten worden. In dat geval is zijn meester verplicht hem naar het heiligdom te brengen, hem tegen de deur of de deurpost te zetten en met een scherp voorwerp zijn oor te doorsteken. De man zal voor altijd als slaaf bij hem in dienst blijven.

Verkoopt iemand zijn dochter als slavin, dan kan ze niet vrijkomen zoals de mannelijke slaven. Als haar meester haar als vrouw wilde, maar zij beviel hem niet, dan moet hij haar laten terugkopen. Hij heeft niet het recht haar aan een buitenlander te verkopen. Hij is haar immers ontrouw geworden. Had hij haar bestemd voor zijn zoon, dan moet ze als een vrije vrouw behandeld worden. Neemt zo iemand naast de slavin nog een vrouw, dan mag hij de slavin niet minder voedsel en kleren geven; ook mag hij niet minder vaak gemeenschap met haar hebben. Komt hij deze drie verplichtingen tegenover haar niet na, dan mag ze weggaan zonder iets te betalen.

Privégebied, niet betreden


Mozes vertelde wat het volk geantwoord had en de Heer vervolgde: "Ga terug, geef het volk opdracht zich vandaag en ook morgen voor te bereiden op de ontmoeting met mij en hun kleren te wassen. Op de derde dag moeten ze klaarstaan, want op die dag zal ik neerdalen op de Sinai. Het hele volk zal er getuige van zijn. Maak rondom de berg een afscheiding. Waarschuw het volk de berg niet op te gaan of zelfs de voet daarvan maar aan te raken. Wie de berg aanraakt, moet ter dood gebracht worden. Dood hem met stenen of pijlen; geen hand mag hem aanraken. Dit geldt voor mens en dier, zij mogen niet in leven blijven.

Nieuwe nationale feestdag: de Heer doodt alle oudste zonen


“… Op die dag, tegen het vallen van de avond, moeten alle Israëlieten de dieren slachten. Bestrijk in elk huis met het bloed de beide deurposten en de bovenbalk van de deur. … Deze nacht zal ik door Egypte gaan. Alle eerstgeborenen van mens en dier zal ik doden. Alle goden van Egypte zal ik afstraffen. Ik ben de Heer. Het bloed aan de deurpost is een teken dat jullie huizen beschermt. …

Maak van deze dag een feestdag om te herdenken wat ik heb gedaan. Alle komende generaties moeten ter ere van mij dit feest vieren.” …

Midden in de nacht doodde de Heer alle oudste zonen in Egypte, van de zoon van de farao, de kroonprins, tot de zoon van de gevangene toe. Ook alle eerstgeboren dieren werden gedood. Die nacht schrok heel Egypte wakker: de farao, zijn hofdienaren, heel het volk. Overal hoorde men luid geklaag, want er was geen huis zonder dode.

De Heer wil superster worden, en kijkt dus niet op een plaag meer of minder


In het bijzijn van de farao en zijn hofdienaren sloeg Aäron op het water van de Nijl en dat veranderde in bloed. De vissen gingen dood en de rivier stonk zo, dat de Egyptenaren het water niet langer konden drinken. …

Aäron hield zijn stok boven het water van Egypte; de kikkers kwamen opzetten en bedekten heel Egypte. … overal stierven de kikkers, in de huizen, op de binnenplaatsen en op het land. Men legde ze op grote hopen, het hele land stonk ervan. …

Zo gebeurde het: Aäron sloeg met zijn stok op de grond. Overal in Egypte veranderde het stof in muggen. Mens en dier zaten onder de muggen. …

De Heer stuurde zwermen steekvliegen. Ze kwamen in het paleis van de farao, in de huizen van zijn hofdienaren, ze zaten overal. Het land werd geteisterd door de steekvliegen. …

Zij haalden roet uit een oven, verschenen voor de farao en Mozes gooide het roet in de lucht. Mens en dier kwamen onder de zweren te zitten. …

Mozes strekte zijn arm uit en wees met zijn stok naar de hemel. De Heer bracht een zware hagelbui over Egypte, die gepaard ging met hevige donder en felle bliksemschichten. Sinds het bestaan van Egypte had het nog nooit zo zwaar gehageld. Alles wat op het land was, werd getroffen: mens en dier kwam om, gewassen werden neergeslagen, bomen vernield. …

De Heer zei tegen Mozes: “Ga naar de farao. Ikzelf heb gezorgd dat hij en zijn hofdienaren onverbiddelijk blijven. Daardoor kan ik deze wonderen bij hen doen. Nu kun je later aan je kinderen en kleinkinderen vertellen met welke machtige wonderen ik de Egyptenaren tot wanhoop heb gebracht. Dan zullen jullie weten dat ik de Heer ben.” …

Toen nam Mozes zijn stok en hield zijn hand uitgestrekt over Egypte. De Heer bracht een oostenwind over het land, die hele dag en die hele nacht. Toen het morgen werd, had de oostenwind de sprinkhanen meegevoerd. Ze streken in grote zwermen in heel Egypte neer. Het was de grootste sprinkhanenplaag die er ooit geweest was en die er ooit zal zijn. …

Mozes strekte zijn arm uit naar de hemel en drie dagen lang bedekte een inktzwarte duisternis het land. Al die tijd kon men elkaar niet zien en kon men geen stap verzetten.

Verjaag de Heer met een verse voorhuid


Op weg naar Egypte, toen ze ergens de nacht doorbrachten, probeerde de Heer Mozes te doden. Zijn vrouw Sippora nam snel een scherpe steen, sneed de voorhuid van haar zoon weg en raakte daarmee de geslachtsdelen van Mozes aan. Sippora zei tegen Mozes: “Alleen door bloed heb ik je als echtgenoot kunnen behouden.”

Mozes slaat stiekem een Egyptenaar dood



Op een keer, hij was toen al volwassen, zag Mozes hoe de mensen van zijn volk werden afgebeuld. Hij was er getuige van dat een Hebreeër door een Egyptenaar werd neergeslagen. Iemand van zijn volk! Mozes keek snel om zich heen: er was niemand te zien. Toen sloeg hij de Egyptenaar dood.

Het lichaam verborg hij onder het zand. De dag daarop zag hij dat twee Hebreeuwse mannen aan het vechten sloegen. Hij zei tegen de man die de vechtpartij begonnen was: “Waarom sla je je kameraad?” Maar de man antwoordde: “Wie heeft jou aangesteld als Heerser of rechter over ons? Wou je mij soms ook doodslaan? Net als die Egyptenaar?” Mozes schrok. “Dan is het toch bekend geworden,” dacht hij.

Jozef weet raad


“Die droom heeft de volgende betekenis,” zei Jozef. “De drie manden komen overeen met drie dagen. Binnen drie dagen zal de farao je een hoge plaats geven, je hoofd zal boven je lichaam prijken. Je wordt opgehangen aan een paal en de vogels zullen het vlees van je botten pikken.”

Doorbraak


Toen ze moest bevallen, bleek het een tweeling te zijn. Tijdens de bevalling stak een van de twee zijn hand naar buiten; de vroedvrouw pakte de hand beet, bond er een rode draad om en zei: “Deze is het eerst gekomen.” Maar hij trok zijn hand weer terug en zijn broer kwam tevoorschijn. “Jij hebt je krachtig een weg gebaand!” zei ze. Men noemde hem Peres: Doorbraak.

Wat te doen als de Heer je echtgenoten doodt, en je schoonvader je niet meer wil uithuwelijken


Voor zijn oudste zoon Er koos Juda een vrouw, die Tamar heette. De Heer vond Er slecht en doodde hem. Toen zei Juda tegen Onan: “Jij bent nu verplicht met de vrouw van je broer te trouwen en te zorgen dat je broer toch nakomelingen krijgt.” Maar Onan wist dat de kinderen die hij zou verwekken niet zijn naam zouden krijgen. Daarom liet hij steeds wanneer hij met Tamar gemeenschap had zijn zaad op de grond terechtkomen. Hij gunde zijn broer geen erfgenamen. Dit vond de Heer zo slecht dat hij ook Onan doodde. Toen zei Juda tegen zijn schoondochter Tamar: “Je moet maar zolang in je ouderlijk huis gaan wonen en weduwe blijven tot mijn zoon Sela volwassen is geworden.” Hij dacht: “Anders gaat Sela ook nog dood, net als zijn broers.” En Tamar ging weer bij haar ouders wonen.


Geruime tijd later stierf Juda's vrouw, de dochter van Sua. Toen de rouwtijd achter de rug was, ging Juda samen met zijn vriend Chira uit Adulam naar Tuimna, waar zijn schapen geschoren werden. Toen Tamar hoorde dat haar schoonvader naar Timna was, trok ze haar rouwkleren uit. Ze bedekte haar gezicht met een sluier en zo vermomd ging ze aan de kant van de weg naar Timna zitten, daar waar de weg naar Enaïm afbuigt. Ze wist heel goed dat Sela inmiddels volwassen was, maar zij was nog steeds niet aan hem uitgehuwelijkt! Toen Juda haar zag, dacht hij dat zij een hoer was, omdat zij haar gezicht bedekt had. Hij liep naar haar toe en zei: “Kan ik bij je komen?” Hij wist niet dat het zijn schoondochter was. “Wat geef je ervoor?” vroeg ze. “Ik zal je een geitenbokje uit mijn kudde sturen.” “Goed,”zei ze, “maar geef me dan wel zolang een onderpand.” “Wat voor onderpand wil je?” vroeg hij. “Je snoer met het zegel en je stok,” antwoordde ze. Hij gaf ze, had gemeenschap met haar en zij werd zwanger. Toen ze weer naar huis was gegaan, deed ze haar sluier af en trok haar rouwkleren weer aan.

Juda stuurde zijn vriend uit Adullam met het geitenbokje om het onderpand terug te krijgen, maar die kon de vrouw niet vinden. Hij vroeg de inwoners van de plaats: “Waar is de hoer die bij Enaïm aan de weg zat?” “We hebben hier nooit een hoer gehad,” antwoordden ze …

Ongeveer drie maanden later vertelde iemand aan Juda: “Uw schoondochter Tamar heeft zich als hoer verkocht en nu is ze zwanger.” “Breng haar buiten de stad,” zei Juda, “ze moet verbrand worden.” Toen men haar wilde wegvoeren, stuurde Tamar iemand naar haar schoonvader met de boodschap: “Ik ben zwanger geworden van de man die deze dingen bij zich had. Kijk maar eens goed van wie dit snoer met zegelring en deze stok zijn.” Juda herkende ze en zei: “Zij staat in haar recht en ik niet. Ik had haar aan mijn zoon Sela moeten geven en dat heb ik niet gedaan.” En Juda had geen gemeenschap meer met haar.

“Dan had hij onze zuster maar niet als een hoer moeten behandelen”


Op een dag ging Dina, de dochter van Jakob en Lea, eens kijken bij de meisjes die daar woonden. Toen Sichem, de zoon van de Chiwwiet Hemor, die dat gebied bestuurde, haar zag, greep hij Dina en verkrachtte haar. Maar hij raakte gehecht aan Jakobs dochter, ging van het meisje houden en probeerde haar voor zich te winnen. Hij drong er bij zijn vader Hemor op aan ervoor te zorgen dat hij met haar kon trouwen. …

Maar omdat Sichem hun zuster Dina onteerd had, bedachten Jakobs zonen een listig plan en antwoordden Sichem en Hemor: “We kunnen onze zuster onmogelijk uithuwelijken aan iemand die niet besneden is. Dat zou voor ons een schande zijn. We kunnen uw verzoek alleen inwilligen als u aan ons gelijk wilt worden en ook alle mannen laat besnijden.” … Alle aanwezigen stemden in met de voorstellen van Hemor en Sichem en alle mannen werden besneden.

Maar op de derde dag, toen ze nog ernstig ziek waren van die ingreep, namen twee van Jakobs zonen, Simeon en Levi, de broers van Dina, hun zwaard, kwamen onopgemerkt de stad binnen en doodden er alle mannen, ook Hemor en Sichem. Toen haalden ze Dina uit het huis van Sichem en vertrokken weer. De overige zonen van Jakob beroofden de slachtoffers en plunderden de stad uit wraak voor het onteren van hun zuster. Alle schapen en geiten, koeien en ezels, en wat er verder in de stad of op het land te vinden was, namen ze mee. Zij voerden een rijke buit mee en namen alle kinderen en vrouwen gevangen. …

Jakob zei tegen Simeon en Levi: “Wat hebben jullie me in moeilijkheden gebracht! Ik heb nu een erg slechte naam gekregen bij de inwoners van dit land, de Kanaänieten en Perizzieten. Wij zijn maar klein in aantal en als zij gezamenlijk tegen mij optrekken, zullen ze mij verslaan; ik zal met mijn hele familie omkomen.” Maar zij antwoordden: “Dan had hij onze zuster maar niet als een hoer moeten behandelen!”

Heupen zijn niet kosher


Diezelfde nacht stond Jakob op en trok met zijn beide vrouwen, zijn twee bijvrouwen en zijn elf zonen op een doorwaadbare plaats de Jabbok over. Toen hij hen overgezet had, bracht hij ook zijn bezittingen aan de overkant van de beek. Jakob bleef alleen achter. Iemand begon met hem te worstelen; toen het licht werd, was de strijd nog niet beslist.

Omdat de man merkte dat hij Jakob niet de baas kon, sloeg hij Jakob op de heup, waardoor deze ontwricht raakte. Toen zei hij: “Laat me gaan, want het is al licht geworden.” De man vroeg hem: “Wat is je naam?” “Jakob” antwoordde hij. En de man zei: “Voortaan zul je niet meer Jakob heten, maar Israël: Strijder met God, want je hebt met God en met mensen gestreden en je hebt gewonnen.” “Zeg me toch hoe je naam is,” zei Jakob, maar de man antwoordde: “Waarom wil je mijn naam weten?” En hij gaf Jakob daar zijn zegen.

Jakob noemde die plaats Peniël: Gods gezicht. “Want,” zei hij, “ik heb God gezien, ik heb oog in oog met hem gestaan en ik ben in leven gebleven.” De zon straalde hem tegemoet toen hij bij Peniël overgestoken was. Door zijn ontwrichte heup liep hij mank.  Tot op vandaag eten de Israëlieten niet de spier die boven de heup ligt, omdat de man Jakob op deze heupspier had geslagen.

God zorgt voor je (als je niet te min bent om je zoon te slachten)

genesis 22:1-14 (legolink)

Enige tijd later stelde God Abraham op de proef. “Abraham,” zei hij. “Ja, ik luister,” antwoordde Abraham. “Ga naar het land Moria om op een berg die ik je zal wijzen je zoon te offeren, je enige zoon, de jongen van wie je zoveel houdt, Isaak!” …

Abraham liet zijn zoon Isaak het hout voor het offer dragen. Zelf nam hij het vuur en het mes. Zo liepen ze samen verder. Onderweg zei Isaak: “Vader!” “Ja, wat is er mijn zoon?” “We hebben nu wel vuur en hout, maar waar is het lam voor het offer?” “God zelf zal zorgen voor een lam, mijn zoon,” antwoordde Abraham. En samen liepen ze verder.

Toen ze bij de plaats kwamen die God had aangewezen, bouwde Abraham een altaar, schikte het hout, bond Isaak vast en legde hem op het altaar, boven op het hout. Maar toen hij het mes pakte om zijn zoon te doden, riep een engel van de Heer uit de hemel: “Abraham! Abraham!” “Ja, ik luister,” antwoordde Abraham. “Raak de jongen niet aan,” zei de engel, “doe hem niets! Nu weet ik dat je ontzag hebt voor God, omdat je zelfs bereid was mij je enige zoon te offeren.” …

Abraham noemde die plaats: De Heer zal ervoor zorgen. Tot op vandaag zegt men nog:  “Op de berg van de Heer kan men zien dat God voor ons zorgt.”

Abraham liegt, en God strooit met onvruchtbaarheid


Omdat hij daar van zijn vrouw Sara vertelde dat zij zijn zuster was, liet koning Abimelek van Gerar haar bij zich halen. Maar 's nachts verscheen God in een droom aan Abimelek en zei: “U zult sterven, omdat u deze vrouw bij u genomen hebt. Zij is al getrouwd.” …

De Heer had Abimelek gestraft, omdat hij de vrouw van Abraham bij zich genomen had. Hij had Abimelek, zijn vrouw en zijn slavinnen onvruchtbaar gemaakt. Daarom bad Abraham tot God en God genas hen, zodat er weer kinderen geboren konden worden.

Incest voor het goede doel


De oudste dochter zei tegen de jongste: “In het hele land is er geen man meer die met ons gemeenschap kan hebben, zoals dat hoort. En onze vader wordt al oud. Laten we hem dronken voeren, dan kunnen we met hem slapen en van hem kinderen krijgen.”

Ze gaven hem die nacht wijn te drinken en de oudste dochter had gemeenschap met haar vader. Hij merkte niet dat ze bij hem kwam en evenmin dat ze weer wegging. De volgende morgen zei de oudste dochter tegen haar zuster: “De afgelopen nacht heb ik met mijn vader geslapen; als we hem vannacht weer dronken voeren, kun jij met hem slapen en kunnen we beiden kinderen van hem krijgen.” Ook die nacht gaven ze hun vader wijn te drinken en de jongste dochter had gemeenschap met hem. Ook nu merkte hij er niets van. 

Zo werden beide dochters zwanger van hun eigen vader.

Kijk niet om naar hemelse napalm

genesis 19:24-26 (legolink)

Toen liet de Heer vanuit de hemel brandende zwavel neerkomen op Sodom en Gomorra. Hij verwoestte beide steden en de hele vallei. Alle inwoners kwamen om en de gewassen op de akkers werden vernietigd. Ook de vrouw van Lot kwam om, zij keek achterom en veranderde in een zoutpilaar. 

Verkracht mijn dochters maar


Maar nog voor ze gingen slapen, kwamen de mannen van Sodom van alle kanten op het huis af, alle mannen van de stad, jong en oud, zonder uitzondering. Zij riepen: “Lot, waar zijn de mannen die vannacht bij je gekomen zijn? Breng ze naar buiten. Wij willen met ze slapen!”

Lot ging naar buiten, deed de deur achter zich dicht en zei: “Jullie zijn mijn stadgenoten, zoiets kun je niet doen! Luister, ik heb twee dochters, allebei zijn ze nog maagd, die zal ik naar buiten brengen. Doe maar met ze wat je wilt. Maar doe die mannen geen kwaad; het zijn mijn gasten en ze staan onder mijn bescherming.”

“Ze is jouw slavin, doe maar met haar wat je wilt.”


Abrams vrouw Sarai had een Egyptische slavin, die Hagar heette. Omdat ze zelf kinderloos gebleven was, zei ze tegen Abram: “Je ziet dat de Heer mij geen kinderen laat krijgen. Je moet maar met mijn slavin gaan slapen. Misschien kan zij in mijn plaats een kind ter wereld brengen.” Abram stemde ermee in en Sarai gaf haar Egyptische slavin Hagar aan Abram als vrouw. Abram woonde toen al tien jaar in Kanaän. Hij had gemeenschap met haar en zij werd zwanger. Toen Hagar merkte dat ze zwanger was, voelde ze grote minachting voor haar meesteres.

Toen zei Sarai tegen Abram: “Ik ben diep gekwetst. En jij bent daar verantwoordelijk voor. Ik stond je toe met mijn slavin te slapen; maar nu ze ziet dat ze zwanger is, kijkt ze op me neer. Laat de Heer beslissen wie van ons de ander onrecht heeft aangedaan.” Maar Abram zei: “Ze is jouw slavin, doe maar met haar wat je wilt.” Toen vernederde Sarai Hagar zo dat ze wegvluchtte.

De engel van de Heer trof haar aan bij een waterbron in de woestijn, de bron die ligt aan de weg naar Sur. “Hagar, slavin van Sarai,” vroeg hij, “waar kom je vandaan en waar ga je heen?” “Ik ben op de vlucht voor Sarai, mijn meesteres,” antwoordde ze. “Je moet naar haar teruggaan en haar weer gehoorzamen,” zei de engel van de Heer.

Dat gaat zomaar niet


In die tijd spraken de mensen nog één taal, iedereen gebruikte dezelfde woorden. … Toen zeiden ze: "Laten we nu een stad gaan bouwen met een toren zo hoog als de hemel. Dat zal ons beroemd maken en we raken dan niet over de hele aarde verspreid." Toen kwam de Heer naar de aarde om de stad en de toren te zien die de mensen aan het bouwen waren. “Wat ze hier doen,” dacht God, “is nog maar het begin. Ze zijn nu één volk en spreken één taal. Straks kunnen ze alles doen wat in hen opkomt. Laten we naar hen toegaan. We moeten verwarring brengen in hun taal, zodat ze elkaar niet meer verstaan.”

Noach de nudist

genesis 9:18-26 (legolink)

Noach was landbouwer en legde als eerste een wijngaard aan. Toen hij van de wijn gedronken had, werd hij dronken en midden in zijn tent trok hij zijn kleren uit. Cham, de vader van Kanaän, zag zijn naakte vader en vertelde dat aan zijn beide broers die buiten waren. Toen pakten Sem en Jafet een mantel, legden die op hun schouders en liepen achteruit de tent in. Terwijl zij de andere kant op keken en hun vader niet naakt zagen, legden zij de mantel over hun vader heen. Toen Noach uit zijn roes ontwaakte en hoorde wat zijn jongste zoon gedaan had, zei hij: “Vervloekt is Kanaän, onderworpen zal hij zijn aan zijn broers. Gezegend is de Heer …”

Boodschap van God aan de vrouw

genesis 3:16

Tegen de vrouw zei hij: “Zwaar zal ik je zwangerschap maken, met pijn breng je kinderen ter wereld. Verlangen zul je naar je man, hij zal je heerser zijn.”

Inleiding

In deze jachtige moderne tijd zullen nog weinigen de tijd en motivatie kunnen vinden om in alle rust de gehele boodschap van de Heer tot zich te nemen. Zonde! Immers de Bijbel was, is, en blijft een onuitputtelijke bron van levendig beschreven ultrageweld, expliciete sex, en anekdotes die simpelweg uitpuilen van hypocrisie en verwerpelijke moraal. Genocide, mensenoffers, overspel, bovennatuurlijke martelingen, verkrachtingen; dat en veel meer passeert de revue in de Heilige Geschriften. Waarom nog de televisie aanzetten en afstemmen op matige dramaseries en hersenloze actiefilms, als onze lieve Heer in eigen persona verhalen en geboden voor ons in petto heeft die vele malen dramatischer en bloederiger zijn?

Gelukkig is er nu deze bundel voor iedereen die benieuwd is naar het letterlijke Woord van God, maar de lange taaie en saaie tussenstukken liever laat voor wat ze zijn. Dit is een compacte compilatie van de meest dubieuze passages die de Bijbel te bieden heeft. En Halleluja; deze verzameling dubieuze Bijbelpassages is er voor iedereen. Dus niet enkel voor de gezworen atheïst om zich te verbazen over het aanstootgevende gedachtegoed van zijn praktiserend monotheïstische medemens, maar zeker ook voor Godvrezende priesters en predikers om vrij uit te citeren. Verspreid de Boodschap, en Prijs de Heer!

Omdat het ene dubieuze citaat het andere niet is, hebben ze een score gekregen. Van nul  kruizen voor opmerkelijke passages, tot drie kruizen voor ronduit schokkend materiaal. Om de vaart er in te houden zijn langdradige of irrelevante tussenstukken soms weggeknipt, dit is expliciet aangegeven met puntjes (…).

De citaten zijn elk netjes in één of meerdere categorieën ingedeeld, namelijk; geweld, sex, politiek incorrect, strafbaar, mirakel, en absurdisme. Geweld zal voor zichzelf spreken. Van de categorie sex is er sprake als er impliciet of expliciet gecopuleerd wordt, of er anderszins links of rechts iets met genitaliën wordt uitgehaald (besnijdenis bijvoorbeeld). Als politiek incorrect is alles gemarkeerd dat vandaag de dag kan rekenen op fikse publieke verontwaardiging; doorgaans discriminatie jegens slaven, vrouwen, allochtonen, of andersdenkenden. Wanneer verder God of de hoofdpersoon in kwestie iets uithaalt dat in een moderne rechtsstaat vervolgd kan en zal worden – al dan niet als misdaad jegens de menselijkheid – dan valt dat onder de afdeling strafbaar. Tenslotte is er de categorie absurdisme voor al die passages die eruit springen door hun schiere mafheid, oftewel gierend gebrek aan enige logica of toerekeningsvatbaarheid.