Spies geliefden aan een lans, en ontvang vriendschap van God


Toen de Israëlieten in Sittim waren gelegerd, gingen ze achter de vrouwen van Moab aan. Dezen verleidden hen deel te nemen aan offerfeesten voor hun goden. De Israëlieten aten van de offers en vereerden de vreemde goden. Toen zij zich zo met de god Baäl-Peor inlieten, werd de Heer woedend. Hij zei tegen Mozes: “Laat de leiders van het volk in het openbaar terechtstellen. Dan zal mijn woede bedaren.” Toen zei Mozes tegen de rechters van Israël: “Dood iedereen die zich met Baäl-Peor heeft ingelaten.”

Terwijl Mozes en de Israëlieten treurden bij de ingang van de ontmoetingstent, kwam er een Israëliet aan, die een vrouw uit Midjan meenam naar zijn tent. Pinechas, de zoon van Eleazar en kleinzoon van de priester Aäron, zag dat. Hij haalde een lans, ging de tent van de man binnen en doorstak de man en de vrouw, in het onderlichaam. De plaag, die al vierentwintigduizend slachtoffers had geëist, hield onmiddellijk op.

De Heer zei tegen Mozes: “Pinechas heeft mijn woede tot bedaren gebracht. Omdat hij met zo'n grote ijver voor mij is opgekomen, heb ik in mijn jaloezie niet alle Israëlieten gedood. Deel hem mee dat ik daarom een vriendschapsverbond met hem sluit; hij en zijn nakomelingen zullen voor altijd priester zijn, want hij heeft zich met grote ijver voor mij ingezet en daardoor de Israëlieten weer met mij verzoend.”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten