De martelaren moedigen elkaar aan om heldhaftig te sterven



Ook zeven broers werden aangehouden, samen met hun moeder, en op bevel van de koning sloeg men ze met stokken en riemen om ze zo te dwingen het verboden varkensvlees te eten. En van hen vroeg de koning namens hen allemaal: “Wat verlangt u van ons en wat wilt u van ons leren? Wij zijn eerder bereid om te sterven, dan de leer van onze voorvaderen te overtreden.”

Woedend gaf de koning het bevel om pannen en ketels heet te stoken. Zodra die gloeiend waren, liet hij hun woordvoerder de tong afsnijden, de huid van het hoofd afstropen en zijn handen en voeten afhakken voor de ogen van zijn broers en zijn moeder. Toen liet hij hem, geheel verminkt maar nog levend, naar het vuur brengen en in de pan braden.

Terwijl de walm uit de pan zich ver verspreidde, moedigden de overige broers en hun moeder elkaar aan om heldhaftig te sterven. Ze zeiden: “God de Heer ziet op ons neer en zal zich zeker over ons ontfermen, zoals Mozes het verklaard heeft in het lied waarin hij openlijk getuigt: Hij zal zich over zijn dienaren ontfermen.”

Nadat de eerste zo gestorven was, ging men de tweede folteren. Zij stroopten de huid met haren en al van zijn hoofd en vroegen hem: “Wil je eten in plaats van deel voor deel over heel je lichaam gepijnigd te worden?” Hij antwoordde in zijn moedertaal: “Nee!” Daarom kreeg ook hij dezelfde martelingen te verduren. Alvorens te sterven zei hij nog: “Jij, ontaarde boosdoener, je ontneemt ons nu wel het leven, maar de koning van de wereld zal ons, die voor zijn Wet sterven, opwekken voor een eeuwig leven.”

Na hem werd de derde gemarteld. Op verzoek stak hij onmiddellijk zijn tong uit en onverschrokken bood hij ook zijn handen aan. Fier zei hij: “Van de hemel heb ik ze gekregen, maar omwille van Gods leer doe ik er graag afstand van, in de hoop ze eens van Hem terug te krijgen.” Zelfs de koning en zijn gevolg waren verbaasd over de moed van de jonge man, die ondanks de pijnen niet kreunde. Toen deze gestorven was, pijnigden en folterden ze de vierde op dezelfde wijze. …

Buitengewoon bewonderenswaardig was de moeder en haar nagedachtenis verdient in ere te blijven. Zij zag haar zeven zonen op één dag sterven, maar hield moedig stand, omdat zij op de Heer vertrouwde. Bezield met edele gevoelens moedigde zij ieder van in hun moedertaal aan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten