Jezus drijft geesten in een kudde varkens


Toen hij aan land was gegaan, kwam uit de stad een man op hem af. Het was iemand die bezeten was. Hij liep altijd zonder kleren rond en een huis had hij niet; hij woonde in de grafspelonken. Toen hij Jezus zag, gaf hij een schreeuw, viel voor hem neer, en riep: “Jezus, Zoon van de allerhoogste God, wat wilt u van me? Ik smeek u: pijnig me niet!”

Jezus had namelijk de onreine geest bevel gegeven uit de man weg te gaan. Al dikwijls had die geest hem meegesleurd en dan hadden de mensen hem aan handen en voeten gebonden om hem in bedwang te houden. Maar elke keer verbrak hij zijn boeien en werd hij door die demon de woestijn ingedreven. Jezus vroeg hem: “Wat is uw naam?” “Legio,” antwoordde hij. Want veel demonen waren bij de man ingetrokken.

En de demonen smeekten hem, dat hij hun niet zou opdragen zich in de afgrond te storten. Nu werd daar op de helling van een heuvel een grote kudde varkens gehoed. De demonen vroegen hem toestemming om bij die varkens hun intrek te nemen; hij stond hun dat toe. En ze gingen weg uit de man en trokken in bij de varkens, en de kudde stormde de helling af, het meer in en verdronk.

Toen de varkenshoeders zagen wat er gebeurde, vluchtten ze weg en vertelden het overal in de stad en op het land. De mensen gingen kijken wat er gebeurd was. Bij Jezus gekomen, vonden ze de man aan zijn voeten zitten, nu bevrijd van de demonen, gekleed en bij zijn volle verstand. Ze schrokken ervan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten