God versus Baäl; een wedstrijd in mirakel-barbecue


Toen stuurde Achab boodschappers door heel Israël en liet de profeten bijeenkomen op de berg Karmel. Elia liep op het samengestroomde volk toe en zei: “Hoe lang blijven jullie nog op twee gedachten hinken? Als de Heer de ware God is, volg dan hem; is Baäl het, volg dan Baäl!” Maar de mensen zwegen. “Ik ben de enige profeet van de Heer die is overgebleven,” vervolgde Elia, “maar er zijn vierhonderdvijftig profeten van Baäl. Geef ons nu twee jonge stieren. Dan moeten zij er een uitkiezen, hem in stukken snijden en de stukken op het hout leggen. Maar zij mogen het hout niet aansteken. Hetzelfde zal ik met de andere stier doen, maar ook ik zal het hout niet aansteken. Dan roepen zij hun god aan en ik roep de Heer aan; de god die antwoordt door het hout in brand te steken, is de ware God.”

Heel het volk stemde met dat voorstel in. Toen zei Elia tegen de profeten van Baäl: “Beginnen jullie maar eerst, jullie zijn met zo velen! Kies een van de twee jonge stieren en maak hem klaar voor het offer. Roep dan uw god aan, maar zonder het hout aan te steken.” Van 's ochtends tot 's middags riepen ze Baäl aan: “Baäl, geef ons antwoord!” Maar het bleef stil en er kwam geen antwoord, hoe ze ook sprongen rond het altaar dat ze hadden gebouwd. Toen het middag was geworden, riep Elia hun spottend toe: “Roep zo hard als je kunt, hij is immers een god! Hij is vast in gedachten verzonken of hij heeft zich een ogenblik teruggetrokken of hij is op reis, of misschien slaapt hij wel en moet hij eerst worden gewekt.”

Toen begonnen ze uit alle macht te roepen en zoals de gewoonte was, zichzelf te verwonden met messen en speren, tot het bloed van hen afdroop. Ze raakten zelfs in geestvervoering tot drie uur in de middag. Maar ze kregen geen aandacht: het bleef stil, er kwam geen antwoord.

Nu zei Elia tegen het hele volk: “Kom dichterbij.” Toen heel het volk dichterbij was komen staan, begon hij het altaar van de Heer dat omvergehaald was, te herstellen. Hij pakte twaalf stenen, overeenkomstig de twaalf stammen van het nageslacht van Jakob tegen wie de Heer eens gezegd had: “Jij zult Israël heten.” Met die twaalf stenen bouwde hij een altaar ter ere van de Heer. Rond het altaar bracht hij over een afstand van veertig meter een geul aan. Hij stapelde het hout op, sneed de stier in stukken en legde de stukken op het hout. “Vul vier kruiken met water,” beval hij, “en giet die uit over het offer en het hout!” Hij herhaalde dit bevel tot twee keer toe en zij voerden het voor een tweede en voor een derde keer uit. Van alle kanten stroomde het water langs het altaar; ook de geul liet Elia volgooien met water.

In de namiddag, de tijd van het avondoffer, deed de profeet Elia een paar stappen naar voren en zei: “Heer, God van Abraham, van Isaak en van Jakob, laat nu zien dat u de enige God in Israël bent en dat ik uw dienaar ben die dit alles doe in opdracht van u. Geef antwoord, Heer, geef antwoord! Laat dit volk merken dat u de ware God bent en dat u hen weer op u richt.” Toen liet de Heer vuur neerdalen: het zette niet alleen het offer en het hout in lichterlaaie maar ook de stenen en de grond, en zelfs het water in de geul verdampte. Toen het volk dat zag, wierp het zich voorover en zei: “Alleen de Heer is God, alleen de Heer!”

Elia beval: “Grijp de profeten van Baäl, zorg dat er niet één ontsnapt!” Toen ze gegrepen waren, liet Elia hen naar de beek Kison wegleiden en hen daar doden. Hierna zei Elia tegen Achab: “Ga wat eten en drinken; ik hoor het al stortregenen.”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten