“Zover zal het komen dat in de stad de ouders hun kinderen opeten en de kinderen hun ouders”


Dit zeg ik, God, de Heer: Zo zal het gaan met Jeruzalem. Ik maakte haar tot het middelpunt van de wereld. Maar de inwoners kwamen in opstand tegen mijn voorschriften en wetten. Ze waren misdadiger dan de andere volken en landen om hen heen. Want mijn voorschriften hebben ze naast zich neergelegd, aan mijn wetten stoorden ze zich niet. Daarom zeg ik, God, de Heer, tegen hen: Jullie zijn opstandiger nog dan de volken om je heen. Aan mijn wetten en voorschriften houden jullie je niet, maar wel aan die van andere volken.

Daarom zal ik zelf tegen jullie optreden en je voor de ogen van die volken straffen. Voor die afschuwelijke praktijken straf ik jullie meer dan ik ooit gedaan heb of ooit nog zal doen. Zover zal het komen dat in de stad de ouders hun kinderen opeten en de kinderen hun ouders. Als ik jullie gestraft heb, jaag ik de overlevenden in alle richtingen uiteen. Zo waar ik leef, dit zeg ik, God, de Heer. Met jullie walgelijke en afschuwelijke afgodendienst heb je mijn tempel ontwijd. Daarom zal ook ik het zwaard gebruiken, ik ontzie niemand en heb met niemand medelijden.

Eén derde van je inwoners, Jeruzalem, zal omkomen door pest en hongersnood; één derde zal in de omgeving van de stad vallen door het zwaard; één derde zal ik in alle richtingen uiteenjagen en met het zwaard achtervolgen. Ik zal mij wreken, mijn grote woede op hen koelen. Zij zullen inzien dat ik, de Heer, hun ontrouw niet duld.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten