Alles goed Jehu?


Toen de wachter op de toren in Jizreël de colonne van Jehu zag aankomen, meldde hij: “Ik zie een colonne.”

“Stuur ze een ruiter tegemoet,” beval Joram, “en laat hem vragen of alles goed is.” De ruiter ging Jehu tegemoet en zei: “De koning vraagt of alles goed is.” “Wat gaat jou dat aan?” antwoordde Jehu. “Sluit je aan bij de colonne.” De wachter meldde dat de boodschapper hen had bereikt maar niet terugkeerde.

Joram stuurde een tweede ruiter en toen die bij hen was aangekomen, zei hij: “De koning vraagt of alles goed is. “Wat gaat jou dat aan?” antwoordde Jehu. “Sluit je aan bij de colonne.” Opnieuw meldde de wachter: “Hij heeft hen bereikt maar keert niet terug; en de aanvoerder ment zijn wagen als een bezetene. Wie zo de teugels voert, kan alleen maar Jehu zijn, de zoon van Nimsi.”

“Span mijn wagen in!” beval Joram. Toen dat gebeurd was, reden koning Joram van Israël en koning Achazja van Juda, ieder op zijn eigen wagen, Jehu tegemoet. Ze ontmoetten hem bij de akker van Nabot uit Jizreël. Toen Joram oog in oog met Jehu stond, vroeg hij: “Is alles goed, Jehu?”

Maar Jehu antwoordde: “Hoe kan alles goed zijn zolang uw moeder Izebel afgoden blijft dienen en haar toverpraktijken voortzet?” “Verraad, Achazja!” riep Joram. Hij keerde de wagen en ging op de vlucht. Maar Jehu spande de boog en trof hem tussen zijn schouderbladen, recht in zijn hart, zodat hij dood neerzakte in zijn wagen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten