Dolle bende in de leeuwenkuil


Vroeg in de ochtend, toen het licht begon te worden, stond de koning op en haastte zich naar de leeuwenkuil. Toen hij de kuil naderde, riep hij heel bedroefd: “Daniël, dienaar van de levende God, heeft de God die je zo trouw vereert, je kunnen redden van de leeuwen?” Toen antwoordde Daniël: “Majesteit, ik wens u een lang leven toe. Mijn God heeft zijn engel gestuurd om de leeuwen in toom te houden. Ze hebben mij niets gedaan. God weet dat ik onschuldig ben. En u, majesteit, heb ik op geen enkele wijze benadeeld.” De koning was bijzonder blij en gaf bevel Daniël uit de leeuwenkuil te halen. Ze trokken hem uit de kuil en zagen dat hij ongedeerd was omdat hij vertrouwd had op zijn God.

Maar de mannen die Daniël beschuldigd hadden, werden op bevel van de koning opgepakt, met hun vrouwen en kinderen. Men gooide hen in de leeuwenkuil. Ze waren nog niet op de bodem of de leeuwen grepen hen en vermorzelden hun lichamen. Toen schreef Darius aan alle bewoners van de aarde, tot welk volk zij ook behoorden en welke taal zij ook spraken: “Vrede en voorspoed komen u toe!”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten