Klaag het struikgewas aan met striemende woorden



De Heer richtte zich tot mij: “Mensenkind, keer je naar het zuiden, het bosrijke zuiden, klaag het struikgewas daar aan met striemende woorden en zeg: Luister naar wat ik, God , de Heer, aankondig: Ik ga je in brand steken; het vuur zal al het hout verteren, het groene en het dorre. Niets zal de laaiende vlammen kunnen doven. Iedereen, van zuid tot noord, zal de verzengende hitte voelen. De hele wereld zal zien dat ik , de Heer, dat vuur ontstoken heb. Niets kan het uitdoven.” Maar ik klaagde: “Heer, God, moet ik nu weer in raadselachtige beelden spreken? Dat verwijten zij me toch al steeds.”

Toen richtte de Heer zich weer tot mij: “Mensenkind, keer je naar Jeruzalem, naar de heilige plaatsen, en klaag de inwoners van Israël aan met striemende woorden. Deel hun mee wat ik, God, de Heer, zeg: Ik richt mij tegen jullie. Ik zal mijn zwaard trekken om alle inwoners te doden, schuldige en onschuldige. Ik zal met mijn zwaard iedereen treffen, van zuid tot noord. De hele wereld zal weten dat ik, de Heer, het zwaard uit de schede getrokken heb; ik zal het er niet weer insteken.

Kreun, mensenkind! Kreun als een gebroken man, kreun in hun aanwezigheid als iemand die getroffen is door een zware slag. Als ze je vragen waarom je zo kreunt, antwoord dan: Omdat er een onheilspellend bericht komt, waarbij alle mensen de moed zullen verliezen. Hun armen zullen slap neerhangen, de adem stokt hun in de keel, het angstzweet breekt hun uit. Dat bericht komt zeker, het gaat gebeuren. Dat zeg ik, God, de Heer.”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten