Razis pleegt de moeder aller zelfmoorden


Een zekere Razis, een van de oudsten van Jeruzalem, werd bij Nikanor aangeklaagd. Hij was een man die zijn medeburgers een warm hart toedroeg, in hoog aanzien bij hen stond en vanwege zijn toewijding vader van de Joden werd genoemd. In de voorafgaande periode van de opstand had hij een veroordeling opgelopen vanwege zijn Joodse gezindheid en in zijn onwrikbare standvastigheid had hij lijf en leden voor het jodendom op het spel gezet. Om een bewijs te leveren van zijn vijandige gezindheid tegenover de Joden, stuurde Nikanor meer dan vijfhonderd soldaten om Razis gevangen te nemen. Hij was ervan overtuigd dat hij de Judeeërs met deze aanhouding een zware slag zou toebrengen.

Om zich van de toren meester te maken waarin Razis zich ophield, forceerden de troepen de hoofdingang en kregen ze de opdracht om vuur aan de deuren te leggen. Toen Razis zich van alle kanten omsingeld zag, stak hij het zwaard in zijn borst. In zijn trotse zelfbewustheid wilde hij liever sterven dan in handen van schurken te vallen, die hem zouden mishandelen op een wijze die zijn hoge afkomst onwaardig was. Maar in zijn haast had hij zich niet op de juiste plaats geraakt.

Terwijl de soldaten reeds door de poort naar binnen drongen, liep hij onverschrokken de muur op en stortte zich moedig op de menigte. Deze week snel een stuk achteruit, zodat hij in een open ruimte terechtkwam. Hoewel het bloed uit zijn zwaar gewonde lichaam stroomde, leefde hij nog. Gloeiend van verontwaardiging stond hij op, liep door de menigte heen en ging op een steile rots staan.

Reeds geheel leeggebloed, rukte hij de ingewanden uit zijn lichaam en wierp ze met beide handen op de menigte. Nadat hij de Heer van het leven en van de geest had gesmeekt ze hem weer terug te geven, stierf hij.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten