Achttien jaar lang bleven de Israëlieten aan Eglon, de koning van Moab, onderworpen. Toen schreeuwden zij het uit tot de Heer en hij liet iemand optreden om het volk te bevrijden: Ehud, de zoon van Gera, uit de stam Benjamin, iemand die linkshandig was; hem stuurden de Israëlieten naar koning Eglon van Moab om de schatting te overhandigen.
Ehud liet een zwaard maken: nog geen halve meter lang en vlijmscherp, aan beide kanten; dat hing hij op zijn rechterheup, onder zijn kleren. Zo ging hij de schatting afdragen aan Eglon, de koning van Moab; Eglon was een bijzonder dikke man. Toen Ehud de schatting aan hem had afgedragen, gingen ze terug. Bij de grensstenen, in de buurt van Gilgal, stuurde hij de mannen die hem geholpen hadden, verder. Hijzelf ging weer naar Eglon en liet zich bij hem aandienen: “Majesteit, ik heb een geheime boodschap voor u!”
Eglon gaf zijn dienaren bevel hem alleen te laten en zij verlieten allen de zaal. Terwijl hij daar in de koele bovenzaal zat, alleen, kwam Ehud bij hem binnen en zei: "Ik heb een boodschap van God voor u!" Eglon stond op van zijn zetel. Met zijn linkerhand greep Ehud het zwaard van zijn rechterheup en stak het Eglon in de buik. Met zoveel kracht stak Ehud toe dat het zwaard met handgreep en al naar binnen drong; het raakte rondom ingesloten door het vet, want hij liet het zwaard in de buik zitten.
Toen verliet Ehud de zaal door een luchtopening in het dak, en wist langs de trappen van het dakterras weg te komen. De deur van de bovenzaal had hij aan de binnenkant afgesloten. Hij was nog maar net weg, of daar kwamen de dienaren van Eglon; ze merkten dat de deur op slot zat, maar dachten: “De koning zit vast en zeker op het toilet, daarbinnen.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten