Abimelek rekent af met zijn zeventig broers


Abimelek, de zoon van Gideon, ging naar Sichem, waar zijn familie van moeders kant woonde. Tegen al deze familieleden zei hij: “Jullie moeten de burgers van Sichem op de man af vragen wat voor hen beter is: geregeerd te worden door al de zonen van Gideon, zeventig man, of door slechts één man. Bedenk dat ik jullie eigen vlees en bloed ben!”

Toen gaven zijn familieleden dit door aan de burgers van Sichem en allen besloten ze aan Abimelek de voorkeur te geven, omdat ze hem als een van hen beschouwden. Ze gaven hem zeventig zilverstukken uit het heiligdom van hun goed Baäl-Berit. Met dat geld trok Abimelek een stel mannen aan om hem te volgen; het waren mannen die niets te verliezen hadden en nergens voor terugschrokken.

Hij ging op het huis van zijn vader af, in Ofra, en doodde op een en dezelfde steen al zijn broers, de zeventig zonen van Gideon. Alleen Jotam, de jongste zoon van Gideon, overleefde het, want hij had zich weten te verschuilen. Daarna verzamelden de burgers van Sichem en van Bet-Millo zich bij de heilige eik van Sichem; daar riepen ze Abimelek tot koning uit.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten