“Je hebt ons in het ongeluk gestort, nu zal de Heer jou in het ongeluk storten.”


Achan antwoordde: “Ik beken het, ik heb gezondigd tegen de Heer, de God van Israël. Het ging zo: ik ontdekte bij de buit een prachtige Babylonische mantel, twee kilo zilver en een staaf goud van een halve kilo. Ik kon er niet afblijven en nam het mee naar mijn tent. Daar heb ik het verstopt in de grond, het zilver onderop.”

Een aantal mannen ging op bevel van Jozua vlug naar de tent. En inderdaad was het er verstopt, het zilver onderop. Ze haalden alles uit Achans tent tevoorschijn, brachten het naar Jozua en de Israëlieten en legden het neer voor het heiligdom. Toen voerden ze Achan naar het Achordal met het zilver, de mantel en de staaf goud en bovendien zijn zonen en dochters, zijn koeien, ezels, schapen en geiten, zijn tent en heel zijn verdere bezit.

En Jozua zei: “Je hebt ons in het ongeluk gestort, nu zal de Heer jou in het ongeluk storten.” Toen stenigden alle Israëlieten hem en zijn familie en verbrandden hen. Daarna bedekten ze alles met een grote hoop stenen. Die steenhoop ligt er nu nog. Toen bedaarde woede van de Heer.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten