Intussen waren de poorten van Jericho uit angst voor de Israëlieten zorgvuldig gesloten: niemand kon er nog in of uit. De Heer zei tegen Jozua: “Ik geef Jericho en zijn koning met alle dappere strijders in je macht. Laat al je weerbare mannen om de stad heen trekken, één keer per dag en dat zes dagen lang. Laat daarbij zeven priesters met zeven ramshoorns voor de verbondskist uitgaan. Op de zevende dag trekken jullie zeven keer om de stad heen. De priesters blazen dan op de hoorns. Zodra jullie een langgerekte toon horen, moet het hele volk in luid geschreeuw losbarsten. Dan zal de stadsmuur instorten en kunnen jullie rechtstreeks de stad binnendringen. …
Toen ze voor de zevende keer onder hoorngeschal rondgegaan waren, zei Jozua tegen het volk: "Schreeuw, want de Heer geeft jullie nu de stad in handen De hele stad moet vernietigd worden, zij moet gewijd worden aan de Heer. Alleen Rachab, de hoer, en iedereen die bij haar in huis is, mag in leven blijven.” …
De priesters bliezen op de hoorns en het volk begon meteen luid te schreeuwen. Toen stortte de stadsmuur in en kon iedereen rechtstreeks de stad binnendringen. Zo veroverden zij Jericho. Zij doodden alles wat er in de stad leefde, mannen en vrouwen, jong en oud, en ook alle koeien, schapen en ezels.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten